vrijdag 4 januari 2013

Verhaaltje voor moeilijke slapers



Prinses Wakkerientje en de raad van slaapengel Rozemarijn.
© Sylvia van Zoeren www.zintuigenboom.nl

Het is stil in het paleis. Prinses Wakkerientje is vanavond naar bed gebracht door haar favoriete slaaplakei, de weledele mijnheer Beddemans. De Koning en Koningin hebben de weledele mijnheer Beddemans speciaal aangenomen om Wakkerientje te helpen met naar bed gaan. Ze slaapt namelijk te weinig, die Wakkerien. Daardoor wordt ze druk en rommelig, zoals de weledele mijnheer lakei Beddemans zegt. Slapen, vertelt hij elke dag wel een keer, heb je nodig om tot rust te komen. Je hoofd wordt kalm. Je lichaam rust uit. En de volgende dag ben je er weer helemaal. Fris en fruitig, klaar voor de uitdagingen van de dag!

De lieve weledele mijnheer lakei Beddemans heeft Wakkerientjes beddengoed heerlijk opgeschud en haar een zacht hoofdkussen boordevol eendendons gegeven. Voor het slapen gaan heeft hij warme melk met honing en salie geserveerd. Drupjes lavendelolie op haar kussen gedaan. Maar het helpt niks. Als Wakkerientje wakker wordt midden in de nacht, is ze ook echt he-le-maal wakker. Met wijdopen oogjes ligt ze in haar zachte, heerlijke bed. Omdat het om haar heen nog donker is luistert ze des te beter naar de geluiden in het paleis. Hier kraakt iets, daar spint een poes. Beneden strijkt een tak langs de ramen. Tik-tik-tik… Ze is wakker! Voor ze het weet staat ze op uit haar hemelbed en gaat ze op zoek naar iets leuks om te doen. Jammer dat iedereen slaapt! Anders hadden ze kunnen rummikuppen, of klaverjassen… Of touwtje springen! Maar de weledele mijnheer lakei Beddemans ligt op één oor en snurkt ongestoord door. Ook de koning en Koningin schurken zich dieper in de donzen dekens van hun hemelbed, ze draaien zich nog eens om en slapen lekker door.

Wakkerientje doet die nacht van alles. Ze vliegt de paleistrappen af. Ze is zich van geen kwaad bewust. Ondanks het nachtelijk tijdstip wandelt ze door de gangen van het grote paleis, bezoekt ze de keukens in de vleugel van het personeel, knabbelt daar op pasgebakken koekjes en drinkt de kannen melk leeg. Ze speelt nog een deuntje op de koninklijke piano en schildert een mal schilderij. Als eerste zit ze aan de koninklijke ontbijttafel en smeert ze toastjes en eet ze een zachtgekookt eitje.

‘Pffft. Heeft onze Wakkerien weer niet geslapen!’, knort Koning Wakkermans. ‘Ik heb net klachten gehoord van de keukenlakei. De verse melk is op en de koekjes zijn uit de trommel. Dat kan zo onmogelijk langer! Mijn personeel klaagt dat het een lieve lust is.’
Wakkerientje doet net alsof ze nergens van weet. Hoezo was ze in de keuken? Hoezo dronk ze de melk op? Ze deed gewoon wat leuke dingetjes! Ze stelde zich voor dat ze met een speelkameraadje verdwaald was en dat ze eindelijk de bewoonde wereld terugvonden. Om het te vieren kregen ze verse koekjes! En ze speelde dat ze een concert gaf in het wereldberoemde concertgebouw en ze won een gouden medaille! En daarna was ze een beroemde schilder die een schilderij maakte dat wel 10 miljoen waard is!
Nee hoor, Wakkerien is zich van geen kwaad bewust. Ze speelt alleen maar dat het een lieve lust is.

Die ochtend echter in de klas suft Wakkerien een beetje weg. En die avond is ze erg onaardig tegen lakei Beddemans. Ze is geprikkeld als een stekelvarken en ze heeft stress! Haar hoofd is druk en vol ideetjes. Ze is er ongeduldig van geworden. Dat voelt ze in haar buik en benen. Die willen steeds bewegen. En ze heeft van binnen een beetje haast. Alsof ze steeds ergens op tijd moet zijn!

De koning en koningin kijken elkaar aan.
Het is nu toch echt wel tijd voor de slaapengel!
De koning pakt de telefoon en belt.
Even later is hij klaar en zegt: ‘Zo en nu naar bed. Slaapengel Jafaël stuurt een bengeltje  bij je langs vanavond. Luister alsjeblieft goed naar haar!’
Hij geeft Wakkerientje een dikke kus en gaat heerlijk naar zijn eigen bed.  Nog eenmaal draait hij zich om:”Ik wil graag dat je wakker wordt als de wekker van je mama en mij gaat. Welterusten lieverd! Tot morgen!”

Wakkerientje krijgt warme melk van de weledele mijnheer lakei Beddemans, neemt een heerlijk warme douche, gaat lekker liggen tussen kraakheldere lakens en wacht tot de slaap komt. Die is er snel want ze is moe. Maar na een paar uurtjes: ja hoor! Wakker is Wakkerien. Donkerte om haar heen, getik tegen het raam van de twijgen van de dikke notenboom, de kat die spint, een uil die roept… Oehoe! Tijd om iets te verzinnen! Maar: voor Wakkerien haar bed uit kan stappen lijkt het wel alsof het een beetje lichter wordt in haar kamertje. En als ze haar hoofd omdraait ziet ze een lief klein engeltje naast haar bed staan. Slaap(b)engel Rozemarijn grinnikt en gaat op Wakkeriens voeteneind zitten.

“Zo!”, zegt ze op grappige toon. “Ik ben slaapengel Rozemarijn en ik ga jou helpen hoor! Want ik hoorde dat jij elke nacht door het kasteel dwaalt en dat je overdag moe en geprikkeld bent. Je doet ‘s nachts wat je overdag moet doen, en overdag wat je ‘s nachts moet doen! Super onhandig! Nou ja, ik weet er wel iets op hoor!”
Wakkerientje vindt het een wonder! Ze luistert naar de lieve grappige stem van Rozemarijn. Een echte slaapengel aan haar voeteneind! Wie maakt dat nou mee! Ineens hoeft ze geen concert meer te geven, of een wereldberoemd schilderij te schilderen.
“Ga maar lekker liggen.’ Zegt Rozematrijn. “Maak eens een vuist van je handen? Voel je de spanning in je handen? Je spieren worden hard. Alsof ze wakker willen blijven. Maak nu eens een vlinder van je handen? Een vlinder fladdert van bloem tot bloem. Je hand wordt zacht…” Rozemarijn doet het voor dus het is harstikke makkelijk voor Wakkerientje om het ook te doen.

Wakkerien volgt alle aanwijzingen van Rozemarijn op. Ze spant steeds een deel van haar lijfje en maakt het even later weer zacht. En ze ademt tussendoor zacht en rustig in en uit zoals Rozemarijn haar voordoet.
(tegen het luisterende kind) Straks mag jij de oefening ook even doen! En als je dan zo lekker hebt geoefend, zul je merken dat je lichaam wil gaan slapen. Dus sluit je ogen maar! Voel maar hoe dat heerlijke bed van je jou draagt.
Wakkerientje voelt haar ogen zwaar worden. 

Rozemarijn is een echte eersteklas super slaapengel en heeft daarom nog een handig trucje:
“ En nu doe je alsof je een slaaptrapje afdaalt, je gaat rustig naar beneden, tel maar mee: vijf, vier, drie … je wordt steeds rustiger en slaperiger, en twee en …… één! Je lichaam is een beetje zwaarder geworden en je ademt heerlijk rustig in en uit. Je ogen worden rustig, en je denkt aan een keer dat je heerlijk voelde, bijvoorbeeld omdat je in een heerlijk warm bad zat, of je liet meevoeren met de golven in de zee! (voorlezer: bedenk hier wanneer je kind zich een keer helemaal ontspannen voelde!)
En als je weer wakker wordt midden in de nacht hoef je alleen maar aan je slaaptrapje te denken en naar beneden te gaan, en met elke trede zul je merken dat je slaap terugkomt. Je hoeft alleen maar te denken: 5, 4, 3, 2 en 1!  En als je s’ avonds naar bed gaat luister je naar mijn verhaal en tel je van 5, 4 ,3 ,2, en 1 en dan zul je in dromenland zijn! Pas als de wekker van je papa of mama rinkelt weet je dat het tijd is om weer een wakkere Wakkerientje te zijn! De dag gaat dan weer beginnen. Welterusten Wakkerientje!

“Er is een wonder gebeurt!”, denkt de weledele mijnheer lakei Beddemans als hij die ochtend Wakkerientjes kamer binnenloopt met warme thee en een beschuitje. Want Wakkerien slaapt nog. Zachtjes maakt hij haar wakker.
Meteen is ze klaarwakker. Hoera! Een hele dag ligt voor haar! Een dag vol mooie verhalen, ideetjes en leuke dingen om te doen! Wakkerientje rekt zich uit en gaapt eens lekker. Heerlijk uitgerust is ze! En iedereen is tevreden, ook de Koning en de koningin. Zij besluiten om een echte medaille te laten maken om aan Rozemarijn te geven, want ze zijn er trots op dat in hun land een echte super slaapengel woont die –echt waar- de allerbeste is!

En ergens, ver weg in het paleis, telt Rozemarijn blij op haar vingers: “… En van je vijf, vier, drie, twee en één: de slaaptrap af en lekker slapen zal Wakkerien! Maar nu is ze wakker, het is dag en dat is de tijd om leuke dingen te doen! En steeds als ze naar bed gaat of als ze ‘s nachts wakker wordt, zal ik eventjes aan haar denken en met haar tellen: van je vijf, vier, drie, twee en één: en…..lekker slapen zal Wakkerien!”


woensdag 25 april 2012

Straks


STRAKS!
Als Rex thuis komt ziet z’n moeder meteen dat hij overstuur is. Ze maakt wat zoethoutthee en gaat aan de keukentafel zitten. “Kom eens even bij me zitten Rex en vertel eens wat er is gebeurd. Je kijkt verdrietig en dat maakt me nieuwsgierig.” Rex gaat meteen zitten. Hij is een gevoelige en ook wat gesloten jongen en hij vindt het fijn dat z’n moeder altijd meteen in de gaten heeft wanneer hij zich ojee in plaats van oké voelt. Hij begint te vertellen...
Rex speelt graag met Velo en zo ook vandaag. Deze keer gaan ze naar het huis van Velo. Velo woont vlak bij school dus ze zijn er snel. De moeder van Velo wacht ze op met wat drinken en een lekker koekje waar de jongens meteen van smullen. Daarna gaan ze naar buiten en beginnen aan de hut die ze op school samen al hadden bedacht. Ze sjouwen met planken, palen, dekens, zeil. Er wordt hard gewerkt om van hun bedachte idee een mooie werkelijkheid te maken.
Van al dat sjouwen krijgt Rex enorme dorst. “Velo, ik heb dorst”, zegt hij. “Oh.. ik niet”, antwoord Velo en werkt hard verder. Hmm... denkt Rex... wat nu? Weet je wat ik loop naar binnen en vraag netjes aan de moeder van Velo of ik wat drinken mag. Zo gezegd zo gedaan. Margriet, zo heet de moeder van Velo, antwoord vriendelijk: “nu nog niet Rex... dat doen we straks”. Straks... dat woord hoort Rex wel vaker. Wel een lastig begrip ‘straks’... wanneer is straks? Geen idee. Rex haalt z’n schouders op en loopt weer naar buiten. Hij en Velo spelen weer gezellig verder tot Rex de dorst in zijn mond weer voelt. Zou het al straks zijn? Vraagt hij zichzelf af in zijn hoofd. Hij loopt weer naar binnen naar de moeder van Velo en vraagt weer of hij wat drinken mag. “Nu nog niet Rex... dat doen we straks zei ik toch!” Deze keer klonk het wat minder vriendelijk. Rex raakt ervan in de war en gaat weer snel naar z’n vriend buiten. Terwijl hij verder speelt wordt het dorstige gevoel in zijn mond steeds sterker. Na weer een tijdje gespeeld te hebben loopt Rex weer naar binnen en vraagt opnieuw aan de moeder van Velo of hij wat drinken mag. Nu antwoord ze heel kortaf: “straks Rex!”.
Nog steeds niet wetende wanneer dat is loopt Rex weer dorstig naar buiten naar Velo die nog druk aan het bouwen is en niet eens heeft gemerkt dat Rex even weg was. Rex voelt zich helemaal niet fijn... hij is in de war EN heeft erge dorst. Het lijkt wel of hij nergens anders meer aan kan denken. Als hij nu weet wanneer straks is dan weet hij hoe lang hij nog moet wachten voordat hij wat te drinken krijgt. Spelen met z’n vriend terwijl hij eigenlijk vooral denkt aan de dorst die hij heeft... dat vind Rex toch wel erg lastig. Velo heeft een leuk idee om hun hut nog leuker en spannender te maken en vertelt dit aan Rex. Rex hoort eigenlijk niet zo goed wat Velo allemaal vertelt. Hij vraagt zich nog steeds af wanneer het nu straks is en hij wat drinken krijgt. Het houdt hem zo bezig dat hij het moeilijk vind om er niet aan te denken. “HÉ... LUISTER JE WEL NAAR ME!!” roept Velo ineens. Rex schrikt enorm. Wat gebeurt er nu... is Velo boos op ‘m?... wat doet hij toch verkeerd... waarom wordt iedereen boos op ‘m?
Rex durft niets te zeggen... hij is bang en raakt meer en meer in de war. Rex kijkt geschrokken en Velo kijkt boos. Het lijkt wel of Rex vastgevroren staat. Dan hoort hij de klok van de kerktoren 5 uur slaan. Tijd om naar huis te gaan. “Dag Velo... ik moet gaan... bedankt” zegt hij nog zacht tegen z’n vriend en hij gaat naar huis.
“Zo Rex... nu begrijp ik wat maakt dat je zo verdrietig kijkt” zegt Zia, de moeder van Rex. “Wat is het toch lastig als mensen het woord ‘straks’ gebruiken hè?” “Ja” antwoord Rex terwijl hij een zucht van opluchting slaakt. Heerlijk hoe z’n moeder hem begrijpt. Daar wordt hij meteen rustiger van.
“Denk je dat de moeder van Velo ook begrijpt dat je van haar antwoord in de war raakte?” vraagt Zia aan haar zoon. “Dat weet ik niet” antwoord hij. “Heb je haar verteld hoe je je voelde?” Rex denkt even na en zegt: “nee, eigenlijk niet”. “Weet je” zegt Zia, “als iemand iets zegt of doet waarvan je in de war raakt mag je dat altijd aan ze vertellen en vragen of ze het aan je uit willen leggen”. Wat een goed idee denkt Rex. Dat ga ik onthouden! Hij geeft z’n moeder een dikke knuffel en er verschijnt een mooie glimlach op z’n gezicht en hij roept enthousiast: “Ik ga meteen Velo bellen en vragen of hij morgen weer af wil spreken zodat we onze mooie hut af kunnen maken.”
Gerty Hakkens-Hoefnagels© april 2012 www.kijkmetgerty.nl

woensdag 29 februari 2012

Tom is gevoelig voor de energie en sfeer van anderen

Ik wil jullie even voorstellen aan Tom.

Hallo Tom!  Kom je er eventjes bij?


Kijk! Tom heeft een lichaam. Hij beweegt zijjn lichaam. Met gymnastiek, als hij loopt, danst  en fietst. Zijn lichaam doet van alles. Het brengt Tom van de ene plek naar de andere plek.

Ook heeft Tom een brein. Dat is een deel van zijn hoofd. Zijn brein denkt na en helpt hem van alles en nog wat te leren en dingen te begrijpen.

O ja! Tom heeft ook een aura. Dat zie je niet, maar het is er wel.

Ik teken het nu maar even zo. Zie je wel? Het is net een ei. Een energie-ei. Want zijn aura is gevuld met energie. En dat is iets dat je meestal niet ziet.

In zijn energie-ei zit alles wat Tom voelt en denkt. 

Soms ziet Tom dingen die mama en papa niet zien. Soms weet Tom dingen die papa en mama niet weten. Tsjonge, denken ze dan, waar haalt die jongen het vandaan!

Kijk daar! Ik zie Gijs. Gijs is Tom’s broer. Ze vinden elkaar meestal leuk, maar heel soms ook niet. 

Je raadt het al! Gijs heeft ook een lichaam, een brein en een aura. Papa ook. Mama ook. Alle opa’s en oma’s ook. Alle jongens en meisjes ook. Waar ze ook ter wereld wonen; iedereen heeft een lichaam, een brein en een aura.

Omdat je energie niet ziet, denken de meeste mensen dat ze geen aura hebben. Dat is jammer.  Sommige mensen weten het gelukkig wel. Dan zien ze bijvoorbeeld kleur om iemand heen. Of ze voelen iets.  Je aura, dat is wat jij uitstraalt de wereld in.

Tom ziet dat ook wel kleurtjes om mensen heen. Gijs niet. Dat vindt Gijs wel jammer eigenlijk.  Want het lijkt nu net alsof Tom meer bijzonder is dan Gijs. Mama en papa hebben al gezegd dat dat niet zo is.

Tom voelt ook energie. Soms voelt het warm, soms koud, soms heel erg fijn of niet fijn. Als mensen een fijne aura hebben dan voelt Tom zich meteen meer op zijn gemak.

Jij  kunt ook voelen dat er iets is hoor!  Wrijf je handen maar eens tegen elkaar. Door dat te doen worden ze heel erg gevoelig. Hou je handen nu tegenover elkaar met een afstandje er tussen. Als je ze langzaam en stil naar elkaar toe beweegt en van elkaar af, kun je misschien al iets voelen.

Je kunt ook proberen de aura van papa of mama te voelen. Maak je handen maar weer gevoelig door ze te wrijven. Nu loop je heel langzaam en stil met je handen voor je uit naar ze toe. Voel maar eens wat er is. Soms moet je het meer keren doen, voordat je iets voelt. En het is een beetje gek, maar als je denkt dat je niets zult voelen, gaat het meteen moeilijker! Probeer nu heel stil en langzaam te zijn en niet te veel te denken!

Je kunt ook je aura heel groot maken. Of heel klein. Als je het denkt, dan doe je het al.
Want je aura, dat is ook wat jij denkt! Je aura doet dus meteen wat jij denkt.
Je aura kleiner maken doe je door de rand van je energie-ei naar je toe te trekken. Het is dan net alsof er een warm dekentje om je heen valt.

Mama probeert het ook te doen. Hé, denkt Tom, eigenlijk vind ik dat helemaal niet fijn. Nu voel ik me een beetje alleen. Ik heb liever ook mama’s energiedekentje om me heen.

Een keer was mama snipverkouden. Toen ze terugkwam van haar werk ging ze op de bank liggen. Tom was dicht bij haar, want hij wilde haar een beetje verzorgen. Na een tijdje werd hij moe, en een beetje misselijk. Wat gek! Net was er nog niets aan de hand. Al gauw werd hij hangerig en wilde net als mama op de bank.

Tom, zei mama, ga jij maar met Gijs en papa naar buiten, wat leuks doen. Ik voel me niet lekker. Dat heeft niets met jou te maken. Ik krijg gewoon een beetje griep. Mama kan heel goed voor zichzelf zorgen hoor! Ook al is ze een beetje ziek.

Toen Tom  buiten aan het voetballen was samen met papa en Gijs voelde hij zich al gauw weer goed. Het is beter als mama’s dekentje even niet om Tom heen is als ze ziek is. Dus mama ging naar boven en naar bed en Tom  voelde zich ook daarna heel goed.

In een dorp vlakbij Tom en Gijs woont een aardige mevrouw die heel veel kan uitleggen over dit soort zaken. Tom en papa gaan daarom naar haar toe. Cora heet ze, en ze vertelt aan Tom en papa dat Tom zoveel voelt omdat zijn aura zo gevoelig is.

Zijn aura is zo helder als een mooie kristal en reageert meteen op dingen die gebeuren, bijvoorbeeld de griep van mama. Maar ook op drukke energie in de klas, of het elkaar plagen op het schoolplein, en natuurlijk ook op leuke dingen. Want alle fijne dingen voelt Tom ook heel erg goed! Maar als er bijvoorbeeld energie in zijn aura komt van een boos iemand voelt Tom zich niet echt fijn.  En als er heel veel drukke energie in zijn energie-ei komt, wordt hij zelfs een beetje druk!

Cora leert Tom hoe hij zijn aura kan schoonmaken, door alle onprettige energietjes er gewoon uit weg te laten stromen. Tom mag zelf een manier verzinnen. Hij doet alsof hij een ritsje opentrekt en laat daardoor alle onplezierige energie weggaan, terug naar waar het vandaan komt. Hij maakt zijn aura weer vol en sterk door er zonlicht omheen te laten stralen.

Tom begint het beetje te begrijpen. Soms moet je aura klein zijn, en soms mag hij heel groot zijn. Daar kun je voor kiezen. Als je je prettig voelt dan maak je hem groot. Wil je jezelf een beetje beschermen en je goed kunnen concentreren dan maak je je aura gewoon een beetje kleiner. 

Gijs verzint nog iets: hij doet alsof hij in de klas in de auto zit (wat denk je? Een Porsche natuurlijk!) en doet alsof hij alle raampjes dichdraait. Ze verzinnen steeds leukere dingen om zichzelf af en toe te beschermen tegen alle drukke energie: in een glazen huisje gaan zitten, of een mooie gouden jas aantrekken.

Handig hoor! Ze zorgen nu niet alleen goed voor hun lichaam, en leren niet alleen van alles op school, maar ze hebben ook geleerd goed voor hun aura te zorgen. Ze kunnen nu ook veel beter opletten in de klas. Ze worden veel minder afgeleid door alles. Iedereen is blij: papa en mama, Tom en Gijs, maar ook de juffen in de klas. Want zij hebben besloten alle kinderen dit verhaaltje voor te lezen!




Sylvia van Zoeren

maandag 5 december 2011

De Sponsorloop: soms is iets te spannend, maar toch een succeservaring!



Sil wordt op vrijdagochtend wakker en denkt even na wat er vandaag ook al weer zou gebeuren. Oh ja, nu weet hij het weer: vandaag zou hij gaan lopen voor de sponsorloop voor Unicef.
Afgelopen weken heeft hij sponsors gezocht, mensen die hem gaan betalen voor elk rondje dat hij gaat lopen. Hoe meer rondjes hij gaat rennen, hoe meer geld hij krijgt. Nu hebben veel mensen hem een vast bedrag gegeven, dus maakt het niet meer zo veel uit hoeveel rondjes hij loopt.

Sil vond het leuk om langs de deuren te gaan en aan iedereen te vragen of ze hem wilde helpen. Hij heeft gewoon overal aangebeld en gevraagd of ze hem ook geld willen geven. Iedereen wilde dat wel! Op school hebben ze het gehad over Unicef. Een stichting die opkomt voor de kinderen in andere landen heel ver weg. Daar hebben ze soms niet eens drinkwater voor iedereen. Kun je voorstellen! Hier is zoveel water voor alles, voor de wc, voor het drinken, om lekker mee te spelen. Dat kunnen ze daar helemaal niet. Wel zielig voor de kinderen daar.

Eerst gaat Sil vanochtend naar school. Ze hebben nog gewoon les: ze hebben eerst rekenen en dan taal. Gelukkig kunnen ze ook lekker buiten spelen in de pauze. Ze spelen overlopertje met de jongens, om de beurt moet je proberen elkaar af te tikken.
Sil vindt het fijn dat hij naar school kan. Zo hoeft hij nog niet na te denken over vanmiddag, de sponsorloop. Hij weet ineens niet meer zo goed wat hij daar moet doen. Waar is het? Hoeveel mensen zijn er? Hoe weet je nu waar je moet gaan rennen?

Tussen de middag eet hij thuis met pappa en zijn zusje. Mamma is er vandaag niet. Na het eten moeten ze naar de sponsorloop.
Sil gaat ineens naar boven. Hij wil niet meer. Hij heeft buikpijn en gaat naar zijn kamertje op bed liggen. Hij trekt al zijn kleren uit en doet zijn pyjama aan. Zo, nu hoef ik niet meer naar die stomme sponsorloop, denkt Sil.

Even later komt pappa er aan. Ga je mee? We gaan naar de sponsorloop. “Nee, ik ga niet”!!! roept Sil dan ineens boos. “Ik ga niet naar die rot sponsorloop. Het is dom en saai en ik ga lekker toch niet”. Sil trekt zijn dekbed nog eens hoger om hem heen, zodat hij er helemaal onder ligt.

“Ja maar, je had er toch zo zin in?” vraag pappa verbaasd. “Kom, trek je pyjama uit en je sportkleren aan, dan gaan we. Zo komen we te laat”.
“Maakt toch niet uit; ik ga niet naar die stomme wedstrijd, ik blijf hier de hele middag liggen. Ik heb buikpijn”.


“Ik begrijp het ook wel”, zegt pappa dan. “Je hebt nog niet eerder meegedaan aan een sponsorloop of wel?”  “Het is best spannend om daar heen te gaan en niet te weten wat er allemaal gaat gebeuren. Vind je ook niet?”

Sil komt dan een stukje onder het dekbed vandaan. “Ja”, mompelt hij. Dat is wel zo wat pappa zegt.
Dan vertelt pappa nog een keer wat ze gaan doen. Ze gaan naar het sportveld dat hij nog wel kent van de sportdag een tijdje geleden. Daar is een mooie hardloopbaan waar je rondjes kunt rennen.
“Waarschijnlijk”, zegt pappa, “krijg je daar een stempelkaart en moet je iedere keer afstempelen als je een rondje hebt gerend”.
“En volgens mij krijgen jullie ook wat lekkers en wat drinken en komen er ook nog meer pappas en mammas en opa’s en oma’s om jullie aan te moedigen”. “Net als echte hardlopers!” “En ik blijf bij je kijken en je aan te moedigen!”.

Sil ziet het nu al iets meer zitten, hij begrijpt iets beter al wat er gaat gebeuren en dat zijn pappa er ook bij blijft. Ook zijn opa en oma zouden komen. Zijn buikpijn is al een beetje verdwenen, maar nog niet helemaal.
Hij gaat zich toch maar aankleden en gaat met pappa mee. Nog niet van harte, want hij heeft nog steeds zijn twijfels of het allemaal wel goed komt.

Op het sportveld aangekomen, ziet hij een wirwar van mensen. Waar moeten ze heen? Hij blijft maar dicht bij pappa. “Kijk” zegt pappa, “Daar moeten we zijn, daar staat de naam van jouw school”. “Ze zijn al begonnen met de warming up, om een beetje warm te worden”. “Daar ga ik echt niet aan meedoen, hoor”!, zegt Sil direct. Pappa en Sil gaan even kijken, Sil nog een beetje op de achtergrond.

Nu gaat het toch echt beginnen. Sil ziet nu ook vriendjes uit zijn klas die ook mee gaan doen en al klaar staan. “Ik ga ook meedoen”! zegt Sil ineens tegen pappa. Hij trekt zijn jas uit en gaat naar zijn vriendjes.

“Klaar voor de start en AF”! roept de man. Daar gaan ze allemaal en Sil heeft ineens geen buikpijn meer. Dit is leuk, denkt hij! Ik ga rondjes rennen voor de kinderen in de andere landen. Hij weet van geen ophouden meer en rent heel veel rondjes.
En ze krijgen inderdaad iets lekkers en drinken, want hij heeft een enorme dorst.


Aan het eind van de sponsorloop is Sil helemaal moe van het rennen, maar is hij ook blij dat hij toch heeft meegedaan. “Ik ben hartstikke trotst op je”, zegt pappa. “Je had er eerst geen zin in, je vond het heel spannend en je hebt het toch gedaan! En, je vond het ook nog eens hartstikke leuk!”
En na een dikke knuffel van zijn pappa gaan ze samen weer naar huis en kan Sil trots bij alle mensen het geld ophalen.

N.a.v basistraining Wijze Ouderconsulent
november 2011
Joke Nauta

Naar het pretje van Jesse Spannend en toch ook best leuk.


Robin komt om 12 uur uit school met een enveloppe in zijn hand. Hij rent het plein over en gaat naar zijn moeder. Hij kijk niet zo vrolijk. “Wat is er Robin?”, vraagt mama. “Ik heb een uitnodiging van Jesse gekregen, maar ik wil niet naar zijn pretje”. “Wil jij niet naar zijn pretje? Het is toch leuk dat je naar zijn pretje mag?” “Nee, ik heb geen zin. Laurens en Erik komen ook en die luisteren nooit”, zegt Robin. “Laten we nu eerst naar huis gaan om een boterham te eten”, stelt mama voor. “Ga je mee?” Ze lopen samen naar huis en Robin vertelt wat hij op school heeft gedaan en dat ze in de pauze met 3-0 gewonnen hebben met voetbal en dat hij een hele goede voorzet had gegeven.

’s Avonds eten ze aardappelen met sperzieboontjes, appelmoes en een saucijsje. Robin zit heerlijk te smullen en vertelt aan zijn vader over de uitnodiging voor het pretje van Jesse.  “En mag je dan woensdag gelijk uit school met Jesse mee?”, vraagt vader. O, daar schrikt Robin toch wel even van. Ja, Robin ziet dat in de uitnodiging staat dat het om 12 uur begint. “Maar ik heb geen zin om te gaan”, zegt Robin. “Maar een pretje is toch leuk?”, vraagt vader. “Nee, ik hou niet van pretjes; ik speel liever gewoon”. “Maar als jij jarig bent, vind je het toch ook fijn dat je vriendjes komen?”, vraagt Robins vader.
“Maar hoe kom ik dan bij Jesse zijn huis en als Laurens en Erik niet luisteren wat dan? Nee, ik ga niet”. “Eet je bordje maar leeg”, zegt mama. “We hoeven nu ook nog niet te beslissen of je wel of niet gaat”.

Twee dagen later komt Robin op school en ziet dat Jesse een traktatie mee heeft. Vandaag is Jesse jarig en mag hij trakteren in de klas. Hij mag op de tafel van de juf staan en de klas zingt “Er is er 1 jarig hoera hoera …” en ze eindigen met een hele luide “Hieperdepiep Hoera!!!!” Jesse trakteert op smoeltjes. Leuk die gezichtjes die zo vrolijk kijken. Jesse vraagt aan Robin of hij mee wil om bij de groepen langs te gaan om de andere juffen en meesters te trakteren. Robin schrikt! Hij is nog nooit mee geweest en nu vraagt Jesse hem. Maar wat moet hij dan doen? Wat moet hij zeggen? Kan ik het wel? Wat zal hij doen? “Kom”, zegt Jesse. “Eerst naar de juf van groep 1”. En voor Robin het beseft, staat hij met Jesse bij juf Karin. Zij is erg aardig en Robin kent haar nog van toen hij in groep 1 zat. Ze feliciteert Jesse en vindt het goed van Robin dat hij met Jesse meegaat om hem te helpen. Als ze weer op de gang komen, staat Robin wel even te rillen van de spanning. Hij kan het bijna niet geloven dat hij met Jesse zomaar naar binnen is gegaan bij groep 1. Eigenlijk viel het best wel mee en was het niet zo eng. Het was eigenlijk wel leuk om weer even bij juf Karin in de klas te zijn.  Maar … nu moeten ze nog naar de andere groepen. 
Jesse heeft al op de deur van groep 2 geklopt en voor Robin er erg in heeft, staan ze bij de juf van groep 2. Deze juf kent hij niet, maar gelukkig is ze ook erg vriendelijk. 
Daarna gaan ze naar de andere groepen. Robin begint het ook wel een beetje leuk te vinden. Vreemd, eigenlijk is het spannend en leuk tegelijk!
Nadat ze bij alle groepen zijn langs gegaan, vraagt Jesse aan Robin: “Jij komt toch morgen ook op mijn pretje?” Robin schrikt. Wat moet hij zeggen? Hij durft eigenlijk niet te zeggen dat hij niet komt. “Mijn moeder heeft nog geen cadeautje gekocht”, zegt Robin. 

Na schooltijd vertelt Robin aan zijn mama wat hij heeft gedaan. “Jesse was jarig en hij vroeg mij om bij de andere groepen langs te gaan. En het was echt gaaf. Zelfs bij groep 8 ging het heel goed. Iedereen vond de smoeltjes lekker. Maar mama, heb je al een cadeautje voor Jesse gekocht? Jesse vroeg of ik morgen ook kwam. Maar ik weet het nog niet of ik morgen wel zin heb”. “Ik begrijp best dat je het een beetje spannend vindt om naar Jesse zijn pretje te gaan”, zegt mama.”Je weet natuurlijk niet wat jullie allemaal gaan doen. Maar hoe vond je het vanochtend toen Jesse je vroeg, om samen bij de andere juffen en meesters langs te gaan?” Robin moet even nadenken. “Eh ... ik schrok eerst wel een beetje en ik wilde eigenlijk niet”. “Maar toen je het gedaan had, vond je het gaaf heb je mij net verteld”, zei mama. “En ik vind het heel knap van je dat je ondanks dat je het niet zo goed durfde het toch hebt gedaan en het ook nog leuk vond”.
“Zullen we vanmiddag samen een cadeautje voor Jesse kopen?” 

N.a.v. de basistraining Wijze Ouderconsulent
Adriana Bootsma
November 2011

vrijdag 12 augustus 2011

Thomas zegt 'sorry!'

Thomas kijkt sip. Hij heeft ruzie met papa. Hij gaf die morgen een grote mond tegen papa toen hij tegen Thomas zei dat hij moest opschieten om op tijd op school te zijn. Thomas zit nu met Oom Arnoud op de bank in het park. Gelukkig heeft oom Arnoud even tijd om naar Thomas te luisteren. Hij leeft mee met Thomas. Want tsja, ruzie hebben is natuurlijk helemaal niet leuk! Oom Arnoud had meteen gemerkt dat er wat was met Thomas. Hij keek zo sip!

‘Sorry! Ja, zo'n klein woordje is dat! Toch is het een moeilijk woordje om te zeggen. En dat terwijl het een nieuw begin kan betekenen.' zegt oom Arnoud.
'Ik weet dat de meeste kinderen het naar vinden als hun papa en mama boos zijn op ze. Ze zijn dan toch een beetje bang dat papa en mama niet meer van ze houden.
Meestal is alles later toch weer goed, maar omdat er eigenlijk nooit sorry wordt gezegd tegen elkaar blijft het een beetje hangen.
Grote mensen weten meer dan kleine. Die kunnen ook makkelijker hun boosheid weer veranderen in een Oké! gevoel. Kinderen moeten dat nog leren. Ze hebben 21 jaar de tijd om te leren met hun gevoelens  om te kunnen gaan.
Wat zou er gebeuren als iedereen zou zeggen: ‘Sorry, de volgende keer doen we het anders. Kan gebeuren, nu is alles weer goed?’ Papa’s en mama’s kunnen dat ook zeggen tegen hun kind! Zo leren ze hun kind hoe het moet.'

'Grote mensen worden wel eens boos als hun kind boos werd of domme dingen deed. Dan vergeten de grote mensen eventjes dat ze meer weten dan hun kind. Dat kan gebeuren! Dus  kinderen en grote mensen moeten leren ‘Sorry’ te zeggen! Kinderen en grote mensen leren immers van elkaar. Elke dag!’

Thomas en oom Arnoud gaan samen een kopje koffie drinken in het restaurant in het park. Thomas krijgt een stuk taart en voelt zich weer blij.
De volgende keer zal hij ‘sorry papa’ zeggen, dat helpt vast en zeker. Dan kunnen ze meteen weer opnieuw beginnen en kunnen ze  het loslaten. En hij zal een handiger oplossing zoeken als het weer gebeurt! Hij zal dan proberen op te schieten zodat ze wel op tijd zijn op school! Dat heeft hij immers geleerd van deze keer!

vrijdag 24 juni 2011

De klas van juf Chantal

Door Marieke Pepping en Irene Wierda

Het is woensdagmiddag en juf Chantal is de enige juf die nog op school aan het werk is. De andere juffen en meesters zijn al naar huis. Alle schriften heeft ze al nagekeken. En ze is net klaar met het ophangen van de prachtige tekeningen die de kinderen vandaag over de herfst  hebben gemaakt. Met een glimlach om haar mond kijkt ze tevreden naar de tekeningen. Wat waren alle kinderen heerlijk bezig vanmorgen! Het was weer eens een gezellige ochtend. De kinderen hadden veel plezier gehad toen ze buiten op het schoolplein bladeren en spinnetjes verzamelden om na te tekenen. Zo is het lang niet altijd… Terwijl juf Chantal naar de tekening van Jelle kijkt, verdwijnt haar glimlach.

Zonder dat ze er erg in heeft ontsnapt haar een diepe zucht en komen er rimpels op haar voorhoofd. Ze maakt zich zorgen om Jelle. Een vrolijke, slimme jongen die altijd iedereen wil helpen en erg veel van de natuur houdt. Maar er is iets waardoor juf Chantal al een poosje het idee heeft dat hij niet goed in zijn vel zit. Vanmorgen was hij weer erg stil geweest. Veel te stil!
En dan Nathalie - juf Chantal had al een aantal keren tegen haar gezegd, “Hé Nathalie, waar zit je met je aandacht? Kom eens even terug met je aandacht bij je rekenwerk.”
Opeens ziet ze in gedachte Thomas voor zich. Wat zat hij vanmorgen weer veel te wiebelen….Hij krijgt ook vaak z’n werk niet af, terwijl hij het wel snapt. Hij zegt wel eens dat hij bang is het niet af te krijgen.
En Dounia – die is vaak zo huilerig. Dat zegt haar moeder ook.
Voor juf Chantal er erg in heeft, gaan alle kinderen waar ze zich zorgen om maakt door haar hoofd. Eigenlijk zijn het er best wel heel veel! Wat zou ze graag willen dat ze daar iets aan kon doen.

Juf Chantal heeft een fijne groep en stuk voor stuk zijn het leuke kinderen. Alle kinderen zijn oké. Hoe komt het toch dat het zo vaak mis gaat? Vaak heeft ze het idee, dat niet iedereen elke dag met plezier naar school gaat. En dan zijn er ook nog een aantal kinderen waarbij het de ene dag prima gaat met werken en de volgende dag schieten ze niet op of hebben ze ineens veel fouten. Een paar kinderen zitten vaak andere kinderen van hun werk af te houden en als ze een poosje hard gewerkt hebben, lijkt het wel een heksenketel in de klas. Wat zou ze graag willen weten hoe het komt dat de kinderen zich zo gedragen. Juf Chantal snapt er niets van en besluit op zoek te gaan naar hulp.

De volgende dag vraagt juf Chantal aan de directeur en aan alle meesters en juffen of die een oplossing weten. Maar helaas, niemand heeft een goed idee dat zou werken voor alle kinderen waar juf Chantal zich zorgen over maakt. Er zijn wel wat oplossingen voor drukke kinderen, of voor kinderen die vaak iets niet snappen, maar niet voor zo veel verschillende manieren van hoe de kinderen doen.   Zo komt het dat ze ’s avonds op internet op zoek gaat en daar leest over de ‘Ik ben oké!’- training. Meteen weet juf Chantal dat dit een oplossing kan zijn voor veel kinderen waar ze zich zorgen over maakt.

Als de kinderen de volgende dag de klas binnenkomen, staat er op het bord bij de dagplanning dat ze zullen beginnen in de kring. In een razendsnel tempo heeft iedereen zijn stoel in de kring gezet, want de kring vinden de meeste kinderen leuk!
“Wat hebben we gisteren een fijne ochtend gehad,” Zo begint juf Chantal haar verhaal en ze wacht even om de kinderen het zich te laten herinneren. “Hoe zou het zijn als dat elke dag zo is?”
Iedereen begint door elkaar te praten tot juf verdergaat. “Luister eens, ik maak mij zorgen om veel kinderen uit de klas.” Haar stem klinkt serieus en je kan zien aan haar gezicht, dat ze het werkelijk meent. Het klinkt anders dan gemopper.  “Ik heb het idee dat we elkaar niet altijd goed begrijpen. Ik zou zo graag willen dat iedereen elke dag met veel plezier naar school gaat. Aan jullie werk en aan jullie gezichten merk ik dat het anders en vaak beter kan.”
Alle kinderen luisteren heel stil. Dit is anders dan anders!  Juf gaat verder, “Laten we samen eens kijken hoe we dat kunnen veranderen zodat we elkaar beter begrijpen waardoor het vaker gezelliger zou worden in de klas.” Haar gezicht is wel serieus, maar niet streng. Juf lijkt echt iets te willen veranderen! De kinderen hebben ook wel door dat het niet altijd fijn gaat in de klas.
Luke begrijpt direct wat juf bedoelt en zegt met een wijze stem, ”Juf, als we elkaar beter begrijpen, dan hebben we ook vast veel minder vaak ruzie”.
“Dan zou ik ook vaker met plezier naar school gaan,”  Thomas gezicht is veel vrolijker. Hij zit nu ook al een hele tijd stil op z’n stoel.
“Wat zou dat fijn zijn,” antwoordt Juf Chantal met veel begrip in haar stem en veel kinderen knikken met hun hoofd omdat ze het daarmee eens zijn. Ondertussen kijkt juf naar Monique en vraagt: “Wat zou jij graag anders willen?” Monique krijgt het warm en haar gezicht wordt rood. Zachtjes antwoordt ze: “Ik zou niet meer bang willen zijn om foutjes te maken.” Aan de gemompel te horen, zijn er veel meer kinderen in de klas die dat wel zouden willen.

Dan vraagt juf bij welke kinderen het weleens druk in hun hoofd of in hun lijf is en veel kinderen steken hun vinger op. En alle vingers gaan omhoog als ze vraagt wie dat vaak vervelend vindt of last heeft van anderen die druk doen.
“We zijn allemaal anders en allemaal oké. We hebben allemaal onze talenten en dingen die we nog zouden kunnen leren. Dingen waarbij je denkt: ‘O jee, hoe moet dit nu weer?’ En als je er dan naar kijkt en iets verandert,kan dat weer oké worden. Van proberen kun je leren en van oefenen word je kampioen! Als we nu eens de komende weken hiermee aan de gang gaan? Weet je wat, we noemen het de ‘Ik ben oké!’- training,” zegt juf Chantal. 
Aan het einde van het kringgesprek begrijpen de kinderen dat er voor iedereen iets zou kunnen veranderen als ze met elkaar eraan zouden werken. Ze zijn zo enthousiast dat ze meteen wel willen beginnen.

Met elkaar spreken ze af dat eerst de vaders en moeders moeten weten dat de hele klas op maandag met de ‘Ik ben oké!’- training’ zal beginnen. Met elkaar zullen ze gaan werken en praten over hoe het zou kunnen komen dat je het druk in je hoofd wordt of zelfs in je lijf en wat je daar aan kunt doen. Thomas wil graag leren hoe hij beter met zijn aandacht bij zijn werk kan blijven, omdat hij zo vaak
‘o jee- gedachten’ heeft. De meeste kinderen hebben wel iets bedacht wat ze graag anders willen zodat het leren beter zou gaan of dat ze meer plezier zouden hebben op school.
Thuis gaan de kinderen alvast op zoek naar tijdschriften, want de eerste keer zullen ze het hebben over boos, bang en blij. Juf Chantal heeft al verteld dat je dat emoties noemt en als je die kan herkennen helpt dat, want dan weet je bijvoorbeeld dat je boos bent omdat je iets niet snapt en dan kan je hulp vragen in plaats van iets afpakken van iemand anders omdat je je niet fijn voelt. 

Na een aantal weken is er veel veranderd in de groep van juf Chantal. Het is niet meer zo druk in de klas. Monique is niet meer bang om foutjes te maken. De kinderen helpen Thomas om een oké- gedachte te zoeken als hij roept, “O, jee ik krijg vast niet op tijd mijn sommen af”” en Nathalie heeft geleerd hoe ze niet steeds afgeleid wordt door haar eigen gedachten en de dingen die om haar heen gebeuren, zodat zij ook haar werk afkrijgt. Ze helpen elkaar herinneren aan de oefening ’ín de knoop, uit de knoop’ als iemand onrustig wordt of niet meer helder kan nadenken. Er is veel minder ruzie en Roos komt zelfs niet meer moe uit school. Ook doen ze nu vaak tussendoor even een oefening zodat hun lijf weer rustig en ontspannen wordt. Het leuke is dat ook thuis iedereen weet hoe dat werkt. Bij veel kinderen worden er ook thuis droomreisjes verteld, net als elke keer in de klas. En als die verteld worden, dan luisteren niet alleen de kinderen die in de klas van juf Chantal zitten naar de verhaaltjes waar je zo heerlijk rustig en ontspannen van wordt...

NB: De naam Chantal is fictief